Provincie Zuid-Holland logo
Zuid-Holland

Naar efficiënter gebruik van stationsstallingen

Snelstudie is in review: Mail suggesties (uiterlijk 12 dec) naar projectleider Igor Koster (i.koster-2@student.tudelft.nl) of Ronald Haverman (ra.haverman@pzh.nl) . Meer over Snelstudie programma.

Steeds meer mensen komen met de fiets naar het station of gebruiken de fiets als laatste schakel van hun reis. Dat is een goede ontwikkeling, want treinreizigers rijden niet met auto’s over drukke wegen. Dat is duurzamer, veiliger en kost minder wegruimte. Al die fietsers zorgen wel voor overvolle fietsenstallingen bij stations. Bij (stations)fietsenstallingen geldt - net als bij andere infrastructuur - dat ‘beter benutten’ minder tijd, geld en ruimte kost dan ‘bijbouwen’. De uitdaging is om meer treinreizigers die per fiets aankomen of vertrekken stallingsruimte te geven, en meteen te zorgen dat hun fietsen zo kort mogelijk stilstaan in de stationsstalling: hoe sneller ze rouleren, hoe meer plek voor anderen.

Tussen verschillende groepen fietsenstallers bestaan grote verschillen in de duur dat hun fiets tussen twee ritten stilstaat. En dat blijkt een sleutel in het onderzoek hoe we stationsstallingen efficiënter kunnen benutten, zodat we minder ruimte bij hoeven te bouwen. Dit is relevant omdat de ‘ruimtelijke puzzel’ in Zuid-Holland enorm is: vooral bij knooppunten van openbaar vervoer (bus, tram, metro en trein) en binnen stadscentra is de ruimte schaars. Grote hoeveelheden fietsen zorgen daar voor problemen en daarmee hoge (investerings)kosten, terwijl we de combinatie fiets-trein-fiets natuurlijk wel volop willen aanmoedigen. De hoofdvraag is:

Hoe kunnen we stationsstallingen beter benutten zodat het stallen van fietsen kostenefficiënter en de combinatie fiets-trein-fiets aantrekkelijker worden?

1. Efficiëntie van stationsstallingen

Bij de efficiëntie van een fietsenstalling spelen twee vragen:

  1. Hoeveel ruimte neemt een fiets in beslag?
  2. Hoeveel dagen staat de fiets voor hij weer een rit maakt?

Naar de efficiëntie in fietsenstallingen zijn veel studies gedaan. Het mooiste zijn natuurlijk standaard fietsen die netjes in de rekken passen, omdat die fietsen aanmerkelijk minder ruimte innemen dan ‘buitenmodel fietsen’. Denk daarbij aan bakfietsen, breedstuurfietsen, dikke-bandenfietsen, driewielers, fatbikes, kratfietsen en tandems. Verder groeit het aantal e-bikes snel. Deze passen niet altijd in de rekken, omdat ze vaak bredere banden en veel kabels (die kunnen blijven haken) hebben. Ook zijn e-bikes met hun accu’s voor bijna iedereen te zwaar om in een bovenrek te tillen. Verder heeft een e-bike soms een laadplek nodig.

Afbeelding

Op dit moment groeit het aandeel buitenmodel fietsen ten opzichte van normale stadsfietsen. Buitenmodel fietsen zijn fietsen met bijvoorbeeld brede sturen, kinderzitjes, mandjes, voorrekken of andere elementen waardoor ze niet in standaard (dubbellaags) fietsenrekken passen. Dat betekent dat in stallingen steeds meer ruimte nodig is om deze fietsen kwijt te kunnen, wat ten koste kan gaan van de totale stallingscapaciteit (bron ).

Rapport Fietsenstalling van de toekomst

Een interessante studie van onder meer bureau Movares naar fietsenstallingen en diversiteit in fietstypes.

Een onderbelicht aspect is de duur dat de fiets gestald staat tot z’n volgende rit. Deze tijd varieert enorm: van enkele minuten tot vele dagen. In deze snelstudie duiken we dan ook in de stallingsduur, omdat die grote invloed heeft op het maatschappelijk rendement van de stalling. We denken dat we als overheid kunnen sturen op stallingsduur.

Rendement - zo kort mogelijk stallen

Door het vergroten van de efficiëntie van fietsenstallingen kunnen meer mensen van en naar het station fietsen (en hun fiets daar stallen), zonder dat we te hoeven investeren in uitbreiding van deze stationsstallingen. De efficiëntie kun je vergroten door de stallingsduur per fiets te verkorten. Dit zorgt voor een grotere doorloop, waardoor een fietsparkeerplek sneller vrijkomt voor een volgende gebruiker.

Een goede benadering is deze doorloop te bekijken als ‘maatschappelijke kosten-batenanalyse’. Van een fiets die gestald staat op het station zijn de baten dat één reiziger is geholpen om een goede reis per fiets én OV te maken. De ‘maatschappelijke kosten’ zijn de duur dat de fiets schaarse ruimte inneemt totdat hij weer wordt opgehaald. Voor het rendement van de stalling delen we de baten door de kosten:

Rendement = (1 reiziger) / (aantal dagen dat de fiets gestald staat)

Het rendement drukken we daarmee uit in de eenheid: aantal reizigers per etmaal (dat een rit van of naar het station maakt).

2. Analyse van stallinggebruikers en hun fietsen

Als je een fiets stalt in een fietsenstalling, dan neemt je fiets één plek in. Waar het om gaat: hoelang staat die fiets daar totdat er weer iemand op weg fietst? Uit onderzoek blijkt dat als veel mensen ook hun tweede of soms zelfs derde fiets in zulke stallingen zetten, deze plekken voor lange tijd bezet blijven. Dit zorgt ervoor dat we in Nederland alsmaar stallingen moeten blijven bijbouwen op vaak dure locaties. Dit kost overheden veel geld (de provincie betaalt regelmatig mee). Laten we kijken of het slimmer kan.

2e fietsjes staan vier keer zo lang gestald

Er is flinke stallingdruk door fietsen die op het station klaar staan, voor vervoer naar werk, opleiding of een andere activiteit (de zogenaamde 2e fietsjes). Deze fietsen staan ongeveer vier keer zo lang gestald in een stationsstalling dan fietsen die worden gebruikt voor vervoer tussen huis en station. Daarnaast zorgen ze samen voor minimaal 45 procent van de stallingsdruk over alle stations in Nederland volgens het Kennis Instituut Mobiliteit (KIM).

Gebruikersprofiel stallingsduur
Het bovenstaande rapport geeft duidelijk het verschil in stallingsduur tussen voortransport en natransport aan. We hebben de gebruikers in vijf categorieën ingedeeld en op een oplopend rendement gesorteerd. Dus eerst de slechts renderende.

Categorie Omschrijving Stallingsduur
Natransport: tweede fiets Gebruikers die een tweede of zelfs derde fiets stallen op hun aankomststation, bijvoorbeeld in de plaats waar ze werken. Deze 'natransportfietsen' overnachten vaak in de stalling en blijven vaak ook in het weekend staan. Gemiddeld staan deze fietsen 3,5 etmaal stil voordat ze weer een rit maken. Dat is vier keer zo lang vergeleken met een fiets die wordt gebruikt in het voortransport tussen huis en station. (bron). gemiddeld 3,5 dag
Voortransport: eigen fiets Gebruikers die hun privéfiets stallen bij het station in hun woonplaats, bijvoorbeeld als ze daarna met de trein naar hun werk of opleiding gaan. s'Avonds pikken ze hun fiets meestal weer op om naar huis te fietsen 1 (kantoor)dag
Natransport: OV-fiets Gebruikers die de OV-fiets pakken op hun aankomststation. OV-fietsen overnachten meestal op het station. 0,5 tot 1 dag
Natransport: Deelfiets (anders dan OV-fiets) Gebruikers van andere type deelfietsen dan de OV-fiets, bijvoorbeeld van Donkey Republic. 1 uur tot 1 dag
Wisselfiets (voor- én natransport) Wisselfietsen zijn deelfietsen die maar kort stilstaan bij stations. De bedoeling is dat er mensen zijn die de Wisselfiets gebruiken van huis naar het station als eerste schakel voor een reis naar hun werk of opleiding. En dat er een andere groep mensen is die juist uit de trein stapt en de Wisselfiets gebruikt voor het laatste stukje van de reis. 10 minuten tot 1 uur

Uit de KIM studie en de tabel blijkt dat het stallen van een ‘tweede fiets’ in de plaats waar je werkt of een opleiding volgt, voor de maatschappij een inefficiënte, dure zaak is. Die fietsen staan gemiddeld 3,5 dag stil totdat ze weer een rit maken en hebben daardoor een rendement dat 4 keer zo laag is als een fiets aan de woonzijde. Dat komt omdat mensen lang niet elke dag naar hun werk gaan, soms de auto pakken, wel eens ziek zijn of op vakantie gaan. Veel mensen stallen daarnaast ook een ‘tweede’ of ‘derde fiets’ op stations waar ze niet vaak komen. Bijvoorbeeld in de plaats waar hun ouders wonen.

Aan de andere kant van het spectrum zit de deelfiets. Die staat maar kort stil tussen twee ritten, doordat hij van ‘baasje wisselt’. Het concept wisselfietsspant de kroon met een rendement dat theoretisch naar oneindig gaat. Dit enorme rendement is niet eenvoudig te realiseren, omdat het van mensen vraagt van hun huis naar het station óók een deelfiets nemen (in plaats van hun eigen fiets). Zie wisselfiets voor een uitleg van het concept.

Een simpele rekensom leert dat wanneer we zo’n tweede fiets (in de plaats waar mensen werken of studeren) kunnen vervangen door een deelfiets, er veel meer fietsers van en naar het station kunnen fietsen zonder de stalling te hoeven uitbreiden. Dat blijkt ook uit onderstaande studie voor Eindhoven:

Afbeelding

Een stadsbreed deelfietsensysteem in Eindhoven kan duizenden vierkante meters aan ruimte besparen die anders nodig zou zijn voor het stallen van privéfietsen blijkt uit recent onderzoek. Vooral in het centrum en bij stations ligt het besparingspotentieel hoog. De vraag is wel wanneer inwoners bereid zijn hun privéfiets in te ruilen voor een deelfiets.

De studie wil vooral bijdragen aan de discussie hoe we de fietsparkeeropgave zo ruimtelijk efficiënt mogelijk kunnen organiseren. Hier kan een stedelijk deelfietsensysteem meerwaarde bieden. Deelfietsen zorgen namelijk voor de optimalisatie van de beschikbare ruimte door de roulatie van een deelfiets

Ook de Master Thesis van Irene benadrukt het belang van de omloopsnelheid van gestalde fietsen voor de efficiëntie van de fietsenstalling:

Pedel to platform

Masterscriptie van Irene Bosman, TU Delft … investigates the operational efficiency of bicycle parking facilities at railway stations, with the aim of bridging the gap between infrastructure design and the evolving demands of users, such as … fluctuating commuting patterns … showing that a high turnover relative to parking pressure rate indicates greater operational efficiency. Vertaling: … onderzoekt de operationele efficiëntie van fietsenstallingen bij treinstations, met als doel de kloof te dichten tussen het ontwerp van de infrastructuur en de veranderende eisen van gebruikers, zoals … fluctuerende woon-werkpatronen … waaruit blijkt dat een hoge omzet ten opzichte van de parkeerdruk een grotere operationele efficiëntie aangeeft.

Enkele vormen van deelfietsen zijn al beschikbaar, denk aan de OV-fiets of deelfietsen van Donkey Republic, Lime of Felix. Deze deelfietsen zijn blijkbaar nog niet aantrekkelijk genoeg om mensen van hun tweede fiets af te krijgen: de kosten zijn te hoog (zeker bij frequent gebruik), het gemak is te laag en de onbekendheid te groot. In hoofdstuk 4 kijken we naar de barrières voor mensen om meer deelfietsen te gebruiken, en hoe we hen daartoe toch kunnen verleiden.

(NOG TE BEANTWOORDEN: Hoe vol zitten de Nederlandse fietsenstallingen bij stations op dit moment?
Welk deel daarvan zijn tweede of derde fietsen, zwerffietsen of langstallers? Eventueel visualisering bezetting “gemiddelde” stationsfietsenstalling)




3. Organisatie van stationsstallingen: NS, ProRail en gemeenten

Als we de efficiëntie van stallingen willen verbeteren, dan spelen drie grote partijen een hoofdrol: infrabeheerder ProRail, vervoerder NS en gemeenten waar een station(stalling) ligt. Hiernaast opereert de provincie als vierde partij. Die speelt geen rol bij het beheer van de stallingen, maar kan wel ondersteunen met (mobiliteits)beleid en het promoten van deelfietsen.

  1. ProRail
    1. ProRail bouwt en onderhoudt stallingen en installeert de fietsenrekken en (bezettings)sensoren. Hierdoor heeft ProRail ook data van fietsenstallingen. Deze data worden maar beperkt gedeeld met NS en gemeenten, wat onderzoek naar de efficiëntie van fietsenstallingen beperkt.
  2. NS
    1. NS beheert en exploiteert de stallingen. Dit houdt onder andere in: het inzetten van personeel, het schoonhouden van de stallingen maar ook het labelen van (zwerf)fietsen.
  3. Gemeenten
    1. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het weghalen van fietsen. Worden fietsen als zwerffiets gelabeld, dan dient de gemeente ze op te halen. Hiervoor moet NS dus contact onderhouden met de gemeente.
  4. Provincie
    1. De provincie gaat niet over de stallingen, maar ontwikkelt wel mobiliteitsbeleid, zoals rond deelfietsen. Regelmatig financiert de provincie mee bij de bouw van fietsenstallingen.
Afbeelding

Organisatie van stallingen

Door deze drieledige taakverdeling is coördinatie tussen deze partijen van groot belang

Om te zorgen dat deze partijen samen de efficiëntie van fietsenstallingen verbeteren, kun je denken aan deze maatregelen:

Data en kennis delen Op dit moment is er geen totaalbeeld van het aandeel fietsen op stations die tweede fietsen zijn, hoeveel zwerffietsen er staan en wanneer dit problematisch wordt voor de andere stallers. De provincie kan streven naar meer en betere data door monitoring en handhaving. Daarnaast is er ook onvoldoende kennis over de gebruikers van tweede fietsen of wie z'n fiets achterlaat als zwerffiets. Door gebruikersprofielen te maken, kunnen we deze groepen doelgerichter benaderen met acties om hun stallingsgewoontes aan te passen.
Investeren in deelfietsensystemen 'Back to one' (je deelfiets moet na gebruik terug naar de plek van uitgifte) in combinatie met een abonnement waardoor de kosten bij frequent gebruik niet te hoog worden. 'Back to many' of 'freefloating' (je mag je deelfiets na gebruik overal achterlaten) met actieve herverdeling van fietsen voor voldoende aanbod bij stations. Hierdoor blijft het systeem van deelfietsen betrouwbaar voor OV-reizigers.
Doelgroepen snel bereiken Adoption of innovation-theorie: bereik eerst de groepen die het makkelijkste meegaan in gedragsverandering. Dat kunnen intrinsiek gemotiveerde gebruikers zijn of mensen die gevoeliger zijn voor een beloning of prijsprikkel.
Focussen op bestemmingsstations Bestemmingsstations, waar veel mensen uit de trein stappen om naar hun werk of studie te gaan, zijn de plekken waar veel reizigers een tweede fiets hebben staan. Deze fietsen zijn het minst efficiënt gestald, zeker als ze alleen op dinsdag en donderdag worden gebruikt. Hier valt dus de grootste winst te behalen. Daarnaast liggen hier ook kansen om met bedrijven deals te sluiten: mobiliteitskaarten als NS-Business Card of Shuttel voor zakelijke reizigers.


4. Aanbevelingen: hoe verkorten we de stallingsduur en verhogen we zo het rendement?

Hoe we onze fietsen stallen en onder welke voorwaarden, bepaalt voor een aanzienlijk deel de doorlooptijd van fietsen binnen een stalling. Hieronder een aantal aanbevelingen (alle ▶ kun je uitklappen door erop te klikken).

Reduceren te lang gestalde en weesfietsenLang gestalde fietsen drukken onevenredig zwaar op de stalling. Weesfietsen en fietsen die langer gestald staan dan toegestaan, zijn daarom ongewenst. Om weesfietsen snel te verwijderen, moeten we kunnen bijhouden welke fietsen er al lang staan en of dat geen weesfietsen zijn. Dat kan met bonnen, barcodes, kaarten of tags. In veel fietsenrekken wordt al elektronisch bijgehouden hoe lang een fiets er staat. Ook het aanpassen van de regels rond het verwijderen van fietsen kan bijdragen. Door hier dicht op te zitten, kunnen weesfietsen vroegtijdig worden verwijderd, wat ruimte oplevert voor reguliere gebruikers.
Beprijzen lang stallenOok kunnen we langdurig stallen ontmoedigen door dat relatief duurder te maken. Dit zorgt er direct voor dat een tweede fiets minder aantrekkelijk wordt. Dit lost het probleem niet op, maar zorgt eerder voor een verplaatsing van het probleem: in plaats van de fiets in de betaalde stalling te zetten, zal hij nu ergens anders komen te staan.
Segmenteren stallingsduur: beste plekken voor kortparkeerders Door de stalling te splitsen in kort- en langparkeren, kan de efficiëntie van het beste stuk van de stalling enorm verbeteren. Veel meer mensen kunnen dan de beste plekken (dichtbij de ingang, benedenrekken) gebruiken, terwijl langstallers wat meer hun best moeten doen (verder lopen, bovenrek gebruiken). Je kan ook segmenteren op woon- of bestemmingsstallers: bestemmingsstallers iets verderop stallen (of bovenrek). (HOE DOE JE DAT - MM)? .
Kort stallen belonen (koffie, koeken, gratis OV-fiets, deelfietstegoed) Hierbij remmen we mensen niet af om lang te stallen, maar werken we met beloningen voor goed gedrag, in dit geval dus kort stallen. Door kort stallen te belonen met gratis gebruik of korting op deelfietsen, zet je mensen aan om na te denken of lang stallen echt nodig is. Tegelijk zal het belonen in de vorm van korting/gratis OV-fietsen kunnen leiden tot meer gebruik van deelmobiliteit. Maar ook andere vormen van beloningen kunnen helpen bij het verminderen van langstallers. .
Strenger beleid voor elektrische en buitenformaat fietsen Hierbij sturen we niet op de tijd dat de fiets in de stalling staat, maar op de ruimte die een fiets in beslag neemt. Hoe meer buitenformaat fietsen er in de stalling staan, hoe minder fietsen er over het algemeen in de stalling passen. In een ideaal scenario past elke fiets in het fietsenrek om zo de ruimte optimaal te benutten. Het sturen op het soort fietsen in de stallingen kan dus de efficiëntie bevorderen. Wanneer mensen weten dat het voordeliger is om met een ‘normale’ fiets naar de stalling te komen, kan dit ervoor zorgen dat de huidige stijging van buitenformaat fietsen in stallingen gereduceerd kan worden. .
Meeste impact: overstappen van ‘tweede’ fiets naar deelfiets Uit de analyse blijkt dat 'tweede fietsen' het slechtste rendement hebben. Zelfs vier keer slechter dan een fiets vanaf huis. En deelfietsen komen qua rendement en efficiëntie bij het stallen als 'winnaar uit de bus'. Doordat deelfietsen van 'baasje wisselen' staan ze het kortst van alle categorieën gestald. Daarom deze belangrijkste aanbeveling: de overstap van ‘tweede’ fietsje naar deelfiets. Dit creëert het hoogste rendement in de stationsstallingen.


Omdat de overstap van ‘tweede’ fiets naar deelfiets de meest impact geeft, werken we die verder uit.

5. Uitwerking: overstap van ‘tweede fiets’ naar deelfiets

De ‘tweede’ fietsen aan de bestemmingskant maken dus slecht gebruik van de ruimte doordat ze lang stilstaan. Deelfietsen daarentegen staat juist kort stil doordat ze van ‘baasje wisselen’. Hoe kun je mensen laten overstappen van de ‘slechtste’ categorie naar de ‘beste’ in de stationsstalling, dus van ‘tweede’ fiets naar deelfiets?

Barrières

Allereerst duiken we in de barrières voor mensen om deze overstap te maken:

Deelfiets is bij frequent gebruik te duur Het gebruik van een OV-fiets kost 4,80 euro per keer (prijs 1 jan 2026). Dit maakt hem voor dagelijks gebruik te duur, tenzij de werkgever betaalt. Om de deelfiets aantrekkelijk te maken, moet de prijs omlaag. Zeker bij frequent gebruik. Daarom pakken werknemers en mensen opweg naar hun opleiding nu meestal geen deelfiets.
Met je eigen fiets weet je waar je aan toe bent Met een deelfiets heb je niet direct het comfort van je eigen fiets. Van tevoren moet je het zadel instellen op jouw lengte en zodra je hem parkeert (afhankelijk van het type deelfiets) heb je kans dat iemand anders hem weer meeneemt. Dit zorgt ervoor dat mensen ook vanwege comfort toch liever hun eigen fiets gebruiken.
Deelfiets zijn ingewikkeld (ook door alle verschillende soorten) Elke deelfiets werkt net weer anders en vereist per aanbieder vaak een eigen account of app. Dit zorgt ervoor dat mensen niet altijd begrijpen hoe een deelfiets werkt. Zo zitten er verschillen in het openen en op slot zetten van een fiets en waar je hem wel en niet neer mag achterlaten. Dit maakt dat mensen dan toch minder snel kiezen voor een deelfiets.
Je weet niet zeker of er altijd een deelfiets klaar staat Deelfietsen wisselen veel van eigenaar en zijn maar beperkt beschikbaar. Zijn de deelfietsen op en is er geen enkele meer beschikbaar, dan moet je alsnog ander vervoer kiezen. Hierdoor kun je niet blind vertrouwen op een deelfiets. Zeker OV-fietsen zijn op grote stations tijdens piekuren erg populair, wat ertoe kan leiden dat ze soms op zijn. Ook kan het met fietsen die je voor korte tijd huurt, zoals Donkey Republic en Felix, zijn dat de fiets alweer door iemand anders is 'ingepikt' en je dus een stukje moet lopen naar de dichtstbijzijnde deelfiets.
Er is te weinig 'incentive' voor de gebruiker om over te stappen op een deelfiets. Zolang het goedkoper en aantrekkelijker is om ergens een tweede fiets neer te zetten, zullen mensen niet snel overstappen op een deelfiets. Het veranderen van mobiliteitsgewoontes is lastig. En zolang de tweede fiets werkt en het alternatief (OV-fiets) te duur is, is de conclusie simpel: gebruikers zullen hun gedrag niet zomaar veranderen.

Aanbevelingen: De kansen

Er liggen grote kansen om het rendement van de stalling te verbeteren door het het verbeteren van het deelfiets aanbod zodat dit aantrekklijker wordt dan het plaatsen van een ‘tweede fietsje’. Zo kunnen meer mensen vanaf station naar werk of opleiding fietsen zonder dat we stallingen hoeven bij te bouwen. Maar hoe verleiden we mensen hiertoe?

1. Maak de deelfiets aantrekkelijk, juist voor dagelijks gebruik. Bijvoorbeeld met een lage prijs per maand OV-fiets heeft veel te bieden aan de forens, maar bijna niemand gebruikt OV-fiets frequent als ze het uit eigen zak moeten betalen a € 4,80 per keer (prijs januari 2026). Dan zet men snel een 2e fietsje. Een abonnement kan zorgen voor een lage prijs bij frequent gebruik. Zo heeft Donkey Republic het 'Daily Rider' abonnement voor €10 per maand. Donkey heeft dan weer weinig ruimte in de stationsstallingen en de naamsbekendheid is (nog) laag.
2. Focus eerst op makkelijke doelgroepen (want een deelfiets is ingewikkeld om uit te leggen) defg.
3. Focus eerst op de bestemmingstations (zoals Delft, Leiden,...), daar staan veel 'tweede fietsjes'. defg.
4. Maak het stallen van een 2e fietsje onaantrekklijker (maar voorkom teveel pesten van de fietser) defg.
4B. Let op met het uitbreiden van 24 uur gratis met gratis weekend stallen: Het is een magneet voor de 2e fietsjes. defg.

DIT STUK MOET NOG NADER INGEVULD

Meer informatie & bronnen

Pleidooi voor een schaalsprong voor deelfietsgebruik in het natransport

Om het deelfietsgebruik in Nederland naar een hoger niveau te tillen is er een schaalsprong nodig. Door in te zetten op een frictieloze overstap vanaf veel OV-locaties, met snelle, comfortabele en betaalbare deelfietsen die iedereen makkelijk kan huren, kan het aantal deelfietsritten vertienvoudigen van 20.000 naar 200.000 per dag. Hiervoor moeten we de juiste doelgroepen aanspreken, zoals forenzen, studenten en recreanten, en ideale deelfietsen aanbieden met voldoende beschikbaarheid, flexibiliteit en gebruiksgemak.

Wisselfiets

Wisselfietsen zijn deelfietsen die maar kort stilstaan bij stations. De bedoeling is dat er mensen zijn die de Wisselfiets gebruiken van huis naar het station als eerste schakel voor een reis naar hun werk of opleiding. En dat er een andere groep mensen is die juist uit de trein stapt en de Wisselfiets voor het laatste stukje van de reis gebruikt. Op die manier staat de wisselfiets ’s nachts nabij de woning van de eerste groep en overdag bij de bestemming van de tweede groep (werk of opleiding). Grote voordeel: De wisselfiets staat nauwelijks stil op het station.

Mensen nemen vaker trein bij verbeterd deelfietsaanbod

Nederlanders fietsen veel, maar buiten hun woonplaats ligt hun fietsgebruik 2 tot 4 keer lager. Dat is logisch, want buiten je woonplaats heb je vaak geen fiets. Wanneer mensen daar toch fietsen, dan is dit meestal met een ‘tweede fiets’. Dat is een fiets die bijvoorbeeld op een station staat voor ritjes naar een bestemming waar je regelmatig heen gaat: je werk, studie, vriend(in) of familie. Een nadeel van tweede fietsen voor de samenleving is dat ze veel ruimte kosten in stationsstallingen. En voor de eigenaar is het nadeel dat je deze tweede fiets alleen kunt gebruiken in de stad waar hij staat, niet op andere plekken in Nederland waar je óók komt.

Deze snelstudie is een samenwerking van provincie Zuid-Holland (kennis Zuid-Holland) en Laboratorium Verantwoorde Mobiliteit. Meer over Snelstudie programma.